Zoetermeer, geschiedenis in een notendop
Zoetermeer is een van Nederlands groeikernen. De geschiedenis van de stad kent veel hoogtepunten. Ze geven een indruk van de recente geschiedenis van Zoetermeer.
De Archeologische Werkgroep Zoetermeer heeft enkele Romeinse scherven gevonden, maar het zijn er zo weinig dat niet duidelijk is of Zoetermeer al in de Romeinse tijd bestond. Bij opgraven is wel ouder dierlijk materiaal gevonden. Bij het winnen van zand voor de nieuwbouwwijken kwamen botten van mammoeten, oerossen en sabeltandtijgers van grote diepte naar boven. Die dieren liepen hier tien- tot honderdduizend jaar geleden rond.
Daliegaten in de middeleeuwen
Het dorp Zoetermeer is al meer dan duizend jaar oud. In de middeleeuwen groeven de boeren zogenaamde daliegaten. De klei uit die gaten werd gebruikt om hun veenland te verbeteren. Op de bodem van zo'n gat hebben Zoetermeerse archeologen enkele jaren geleden een bewerkte houten paal gevonden, die dateert uit het jaar 985! Toen woonden er dus al mensen in Zoetermeer.
Botting betalen
In Zoetermeer moest vroeger een bepaalde belasting, de botting, worden betaald aan de graaf van Holland. Het is bekend dat alleen de oudste plaatsen in deze provincie die belasting betaalden. Daaruit blijkt dat Zoetermeer in ieder geval voor 1100 moet zijn gesticht. Het eerste schriftelijke bewijs voor het bestaan van een dorp op de plaats van het huidige Zoetermeer treffen we aan in 1269. Graaf Floris V gaf toen een deel van de belastingopbrengst hier weg als bruidsschat.
Vissers en boeren
Midden in het Hollands-Utrechtse veengebied lag een groot zoetwatermeer. Het was over het water te bereiken vanaf de Rijn. Waarschijnlijk ontstond hier een nederzetting van vissers en boeren. Op grond van bepaalde verkavelingpatronen is het aannemelijk dat de eerste bewoning plaats vond tussen de Leidsewallenwetering en de Broekweg, in het zogenaamde Langeland, nu de wijk De Leyens. Op de hoek van de Zwaardslootseweg stond een klein kerkje, op een plaats die nog tot in de 18e eeuw het ‘oude kerkhof’ genoemd werd. De nederzetting werd naar het zoetwatermeer Zoetermeer genoemd.
Nederzetting Zegwaart
Na de stichting van Zoetermeer, ontstond ter plaatse van de huidige Zegwaartseweg de nederzetting Zegwaart. Die werd waarschijnlijk genoemd naar de met zegge begroeide waard, een laaggelegen gebied, waar de meeste mensen gingen wonen. In de 13e eeuw verplaatsten de bewoningskernen zich van het Langeland en de Zegwaartseweg naar de Dorpsstraat. In 1296 stond er waarschijnlijk al een kerk op de plek waar nu de Oude Kerk staat. Zoetermeer en Zegwaart bleven zelfstandig, maar vormden één parochie.
Brand en overstroming
Zoetermeer ontwikkelde zich in de loop der eeuwen voorspoediger dan Zegwaart. Dat dorp kampte relatief vaak met branden en overstromingen. Op 1 mei 1935 werden beide gemeenten samengevoegd tot de huidige gemeente Zoetermeer.
Kasteel Palenstein
Rond 1380 liet ridder Willem van Egmond, ambachtsheer van Zegwaart, zijn kasteel Het Huis te Palenstein in de Dorpsstraat bouwen. De woontoren was gebouwd op honderden palen. Die zijn tijdens opgravingen in de jaren tachtig teruggevonden. Ook werden veel gebruiksvoorwerpen uit de 14e tot 18e eeuw opgegraven. De ridderhofstede werd in 1791 afgebroken en ter plaatse verrees een fraai buitenhuis met een groot park. Dit buitenhuis werd in de vorige eeuw gesloopt om plaats te maken voor de voorlopers van Brinkers margarinefabrieken, die tot voor kort in Zoetermeer gevestigd waren.
Veen en turf
De bodem van Zoetermeer bestond in de middeleeuwen uit een metersdikke veenlaag. Daarop werden akkers aangeplant en vee gehouden. Door het graven van slootjes werd het land afgewaterd. Op den duur klonk hierdoor het veen in en nam de wateroverlast toe. In de 15e eeuw werd het gebied drooggemalen door molens. Het land bleef hiermee tot op zekere hoogte droog. Het veen bleek na droging een uitstekende brandstof te vormen, namelijk turf. Daarmee konden Delftse bierbrouwers hun werk doen.
In het water
Door het steken van turf ontstonden grote waterplassen. De turf was namelijk zo in trek, dat men rond 1500 overging tot slagturven. Daarbij werd de volledige turflaag opgebaggerd, tot meters onder de waterspiegel. Honderden hectaren veenland verdwenen op die manier letterlijk in het water. De binnenzeetjes die hierdoor ontstonden, waren gevaarlijk voor de smalle veenstroken met huizen. Pas in de 19e eeuw was al het land door droogmakingen weer teruggewonnen.
Het ontzet van Leiden
De Tachtigjarige Oorlog heeft ook Zoetermeer niet onberoerd gelaten. In september 1574 werden de Maasdijken op bevel van de prins van Oranje doorgestoken. Het gehele gebied tussen Maas en Rijn stond blank. De watergeuzen voeren onder leiding van Boisot op platbodems richting Zoetermeer. Ten zuiden van Zoetermeer lag namelijk de eeuwenoude Landscheidingsdijk tussen Delfland en Rijnland. Daar hadden de Spanjaarden zich verschanst. Na de nodige schermutselingen werden de Spanjaarden door de geuzen verslagen. Daarna werden de dijken doorgestoken en de geuzen konden door de Zoetermeerse polder verder varen.
Zoetermeerse sluiproute
Een volgend obstakel vormde de Voorweg in Zoetermeer. Die was door de Spanjaarden bezet. De weg was te hoog om onder water te lopen. De Zoetermeerder Wolfert Adriaanszoon wees de geuzen een sluiproute. Met een omtrekkende beweging bereikten ze het Zoetermeerse meer. Vandaar was het een peulenschil om bij Leiden te komen. De Spanjaarden boden geen weerstand meer. De gevolgen zijn bekend: op 3 oktober werd Leiden ontzet. Dit wordt nog jaarlijks gevierd.
Meerpolder drooggemalen
Door vervening ontstonden grote watervlakten. Ook het Zoetermeerse meer was zo groot, dat het een bedreiging vormde voor het omringende land. De oevers waren modderig veen, het water sloeg steeds stukken oever weg. In 1614 ontstond het plan om het meer droog te malen. Zoiets was al in de Noord-Hollandse Beemster en Purmer gedaan. Twee jaar later was het plan voltooid. De Zoetermeerse Meerpolder was een feit. De polder is de basis voor de bekendheid van Zoetermeer als boterdorp. Door zijn omvang en opvallende ovale vorm, is de polder op oude kaarten goed te herkennen.
Driemanspolder, Binnenwegsepolder
In de 17e en 18e eeuw werden meer polders drooggemalen. In het rampjaar 1672 viel de Driemanspolder droog. Dat is nu de naam van een wijk. De Binnenwegsepolder volgde in 1701. Dit had nog wel wat voeten in de aarde. Het dorp Zegwaart probeerde eerst zelf de polder droog te malen. Bij gebrek aan geld werden de rechten verkocht aan de stad Rotterdam. Die kreeg hiermee niet alleen de vergunning maar ook het eigendom van het drooggevallen land. Ruim een eeuw was tweederde van het Zegwaartse grondgebied van Rotterdam.
Ook bij de volgende droogmaking ging het mis. De Buitenwegsepolder stond in 1759 blank, het land leverde geen belastingcent meer op. Het land moest dus droog worden gemaakt. Weer was er geld tekort. De ambachtsheer van Zegwaart wilde wel helpen, hij bood aan 2/3 van de kosten te betalen. Het dorpsbestuur ging akkoord, maar moest er in toestemmen dat 2/3 van de drooggevallen grond in handen van de heer Osy kwam. Bovendien kon hij vanaf dat moment het hoogste woord voeren in het polderbestuur. Het land viel in 1763 droog. De polder kreeg de naam Palensteinsepolder.
Droge voeten
De laatste grote droogmaking vond plaats rond 1770. De Buytenwegh en De Leyens (nu wijknamen) werden droog gepompt. Het nieuwe land heette de Nieuw drooggemaakte polder. Veel inwoners van Zoetermeer beseffen niet dat zij door de inspanningen van hun 18e-eeuwse voorgangers nu met droge voeten ruim drie tot vier meter onder de zeespiegel kunnen wonen.
Veel geloven op een kussen
Een grote groep katholieken ging vanaf 1685 naar een schuurkerk aan de Voorweg, tussen Zoetermeer en Leidschendam. De Hervormden gebruikten de middeleeuwse kerk in de dorpskern. Schuin daar tegenover hadden de Remonstranten sinds 1635 hun schuilkerk. De Remonstrantse gemeente was tot aan haar opheffing in 1866 een van de grootste van Zuid-Holland. Afgezien van voortdurend gekissebis over rechten en hindernissen, was er sprake van vreedzaam samenleven.
Prinsgezinden
Tot 1787: de patriotten waren door het optreden van Wilhelmina van Pruissen, de echtgenote van prins Willem V, voorlopig terzijde geschoven. Overal namen de prinsgezinden de touwtjes weer in handen. In Zoetermeer raakten de gemoederen zo verhit dat een Oranjegezinde menigte optrok naar het huis van de Remonstrantse emeritus predikant ds. Van den Bosch en hem van patriottisme beschuldigde. Na een angstige nacht en twee dagen zich schuil houden, vluchtte de predikant voor de woedende menigte, viel in het water en verdronk. Het lijk bleef vijf dagen op de stoep liggen en werd vervolgens door het water naar het kerkhof gesleept en zonder kist begraven.
Kerkmeesters heffen belasting
In dezelfde tijd werd de Hervormde kerk in de Dorpsstraat opnieuw gebouwd. De kerkmeesters kregen in 1785 toestemming om gedurende tien jaar belasting te heffen op allerlei zaken zoals bier, graan en zelfs bruiloften, om de nieuwbouw te kunnen bekostigen. De kerk kwam in 1787 gereed. De toren was in 1642 reeds grotendeels vernieuwd en kon blijven staan.
Trein en bedrijvigheid
In 1868 was de spoorlijn Den Haag – Utrecht af. Ook Zoetermeerders konden met die trein reizen. Op de plaats van het huidige station Zoetermeer Oost stond een stationnetje. Het zal daar niet vreselijk druk zijn geweest. Toch zorgde de treinverbinding voor grotere bedrijvigheid in de dorpjes. De heren Van Well, Brinkers en Van der Hagen begonnen in de tweede helft van de vorige eeuw hun bedrijven in Zoetermeer.
Supermarkt, margarine, babyvoedsel
Van Well was de oprichter van de Spar, het bedrijf heeft nu winkels in heel Europa. Margarinefabrikant Brinkers was tot voor kort gevestigd in Zoetermeer en produceert naast vele andere zaken, zoals het bekende Leeuwenzegel, Wajang en Bak en Braad. Van der Hagen was de oprichter van Nutricia. Producten uit de fabriek hebben miljoenen baby's gevoed. Ontelbaar kinderen kennen Chocomel. Nutricia is nog steeds in Zoetermeer gevestigd.
Boterboeren
In de jaren dertig waren in Zoetermeer vijftig 'boterboeren' gevestigd. De boter waar Zoetermeer beroemd om was, is ook tegenwoordig nog in veel kantines en lunchpakketten te vinden. De minipakjes roomboter werden grotendeels door de Zoetermeerse firma Van der Spek verzorgd onder de naam 'Zoetermeers Roem'.
Oorlog
Het leven in de oorlog was erg moeilijk door vrijheidsbeperkingen, distributie van voedsel en vordering van allerlei andere goederen. Veel Zoetermeerders werden voor de arbeidsinzet of als krijgsgevangene naar Duitsland gevoerd. Anderen, waaronder de burgemeester, doken onder. In de hongerwinter werd het dorp overstroomd door etenhalers uit de omliggende steden.
Plaatselijk verzet
Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog was Zoetermeer een centrum van illegale activiteiten. Vanuit Zoetermeer verspreidde het plaatselijke verzet illegale blaadjes. De bezetters werden zoveel mogelijk dwars gezeten. Begin 1945 stortte de Amerikaanse vlieger John McCormick hier met zijn vliegtuig neer. Hij werd verborgen in Zevenhuizen. Daar kwam hij, net als verzetsman J.L. van Rij, in april 1945 in een vuurgevecht om het leven. Op Bevrijdingsdag overvielen de Duitsers de Zoetermeerse Binnenlandse Strijdkrachten. Bij die overval werden Cornelis van Eerden en Jan Hoorn neergeschoten. De vier mannen zijn begraven in een eregraf bij de Oude Kerk.
Zoetermeer en Zegwaart worden één
De dorpen Zoetermeer en Zegwaart werden op 1 mei 1935 samengevoegd tot één gemeente. De nieuwe gemeente had toen 4500 inwoners. Tot in de jaren zestig werd op kleine schaal nieuwbouw gepleegd voor de eigen bevolking. Na de oorlog had Den Haag ruimteproblemen. Om die op te lossen werd in 1962 Zoetermeer aangewezen als groeikern. Het dorp van 10.000 inwoners moest groeien naar een stad van 100.000!
Zelfvoorzienend Zoetermeer
Het was direct duidelijk dat de nieuwe stad niet slechts een overloop voor Den Haag zou zijn. Zoetermeer moest zelfvoorzienend worden. In razend tempo verdwenen de weilanden en akkers en verschenen de huizen. In 1991 werd de 100.000e inwoner verwelkomd. De stad werd ingedeeld in afzonderlijke woonwijken, gegroepeerd rondom een te realiseren stadscentrum.
Palenstein
De eerste paal voor de wijk Palenstein ging in 1966 de grond in. Deze wijk wordt voornamelijk gekenmerkt door hoogbouw. De wijk Driemanspolder werd gebouwd tussen 1966 en 1974. Hier staan de flats gegroepeerd aan de rand van de wijk rondom laagbouw. Meerzicht startte in 1969 en werd met dezelfde ideeën als Driemanspolder gebouwd. Aan de rand van de wijk werd het grote Westerpark aangelegd. Bij de bouw van Buytenwegh en De Leyens vanaf 1974 werd de hoogbouw geheel losgelaten. Het bleek dat flats door de extra ruimte die daar omheen nodig was ongeveer net zoveel plaats in beslag namen als laagbouw. In 1975 startte men met de vierde wijk: Seghwaert. Hier werd weer wat hoogbouw toegelaten. Overigens is in deze wijk bij de aanleg nadrukkelijk rekening gehouden met de oorspronkelijke poldersloten en verkavelingen. Ook werden bomenrijen die rond voormalige boomgaarden stonden, evenals in Buytenwegh, in het stratenpatroon ingepast.
Nieuw centrum: Stadshart
In de jaren tachtig kreeg Zoetermeer een nieuw centrum: het Stadshart. Daardoor raakte de Dorpsstraat zijn centrumfunctie kwijt. In het Stadshart kwamen centrale voorzieningen zoals het Stadhuis, theater en een winkelcentrum. De laatste jaren heeft het Stadshart een eigentijdse inrichting gekregen. Speciaal voor het Stadshart is straatmeubilair ontworpen. Het winkelaanbod is uitgebreid met Spazio in Centrum-West.
Noordhove aan de Zoetermeerseplas
Helemaal in het noorden van de stad werd vanaf 1986 de wijk Noordhove gebouwd. Deze wijk ligt aan de Zoetermeerseplas, die is ontstaan door zandwinning ten behoeve van de bouwactiviteiten. Aan deze plas ligt het Noord Aa-strand.
Rokkeveen
De eerste paal voor Rokkeveen werd in 1987 geslagen. In 1992 werd hier de internationale tuinbouwtentoonstelling Floriade gehouden.
VINEX-locatie
De nieuwste wijk is Oosterheem, een zogenaamde VINEX-locatie. Een woonwijk die is ontstaan uit de Vierde Nota over de Ruimtelijke Ordening (1988) en de Vierde Nota Extra (1991). Daarin staat dat tot 2015 ongeveer 750.000 woningen gebouwd moeten worden aan de stadsranden en in de groeikernen van centraal Nederland. Oosterheem neemt daarvan bijna 9000 woningen voor haar rekening. In 2000 begon de bouw van de eerste duizend woningen, inmiddels nadert Oosterheem zijn voltooiing. De naam van de wijk verwijst naar een thuis (heem) ten oosten van de oorspronkelijke stad.