De ambachtsheerlijkheid stamt uit de middeleeuwen. Een ambachtsheerlijkheid was een gebied waarin de plaatselijke heer naast allerlei voorrechten ook rechtspraak mocht uitoefenen. Ook Zoetermeer had al vroeg een ambachtsheer.

De meeste rechten zijn in de afgelopen eeuwen verdwenen. Wat bleef zijn de zakelijke rechten, zoals visserij, eigendom van water en het gebruik van een herenbank in de kerk. De huidige ambachtsheer is eigenaar van enig historisch water in Zoetermeer zoals de Voorwegwetering en een deel van de Grote Dobbe en bezit daarmee de visrechten. De familiewapens van de 18e-eeuwse ambachtsheren prijken boven de herenbank in de Oude Kerk aan de Dorpsstraat.

Ambachtsheer R.R. Visser

Wilt u een brug aanleggen of aanpassen die over andermans eigendom loopt, dan heeft u daarvoor toestemming nodig van de eigenaar. Betreft het een brug die over het voornoemde water loopt, dan kunt u via het e-mailadres ambachtsheervanzoetermeer@gmail.com hierover contact opnemen met de ambachtsheer.

Middeleeuwen

Het graafschap Holland was in de middeleeuwen verdeeld in deels zelfstandige ambtsgebieden of ambachten. Lokaal stelde de graaf gezaghebbers aan, die ook een deel van zijn rechten mocht uitoefenen. Een ambachtsheerlijkheid was een gebied waarin de plaatselijke heer naast allerlei voorrechten, de rechtspraak mocht uitoefenen. De baljuw van Rijnland was hier de hoogste rechter. Lagere rechtspraak vond plaats in naam van de ambachtsheren, voor Zoetermeer en Zegwaart elk een andere. De heren konden daarnaast nog rechten doen gelden op een tiende van de opbrengst van de oogst, visserij- en jachtrechten en bovendien benoemden ze een groot aantal plaatselijke functionarissen. De schout, secretaris en bode waren van hun benoeming afhankelijk, maar ook de predikant, de schoolmeester, de kerkmeesters en de turfmeters. Alle schepenen en ambachtsbewaarders, te vergelijken met gemeenteraad en wethouders, werden door hen benoemd en bijvoorbeeld ook bierverkopers en grutters waren voor de uitoefening van hun beroep aangewezen op de ambachtsheer.

Ambachtsheerlijke rechten

De ambachtsheerlijke rechten vielen formeel na het overlijden van de ambachtsheer terug aan de graaf, later aan de Staten van Holland. Al in de middeleeuwen was het echter gebruikelijk de rechten direct weer door te geven aan nakomelingen van de vorige heer. Na 1600 konden de rechten zelfs worden verkocht mits, elke keer, met toestemming van de Staten. In 1750 kocht Joan Osy de ambachtsheerlijke rechten van Zegwaart. De familie Osy gebruikte in de 18e eeuw het Huis te Palenstein in de Dorpsstraat als buitenverblijf. Daarna vestigden zij zich in België. In de loop der jaren deden zij hun rechten en eigendommen van de hand.

De voorrechten van de ambachtsheerlijkheid Zoetermeer waren aanzienlijk. Het is dus niet verwonderlijk dat de heerlijkheid in 1741 voor het toen forse bedrag van 41.000 gulden aan Cornelis van Aalst kon worden verkocht. Zijn neven Gerardus en Henricus Schouten volgden hem in 1756 op en noemden zich Van Aalst Schouten. In de Franse Tijd vervielen de rechten tot benoeming van bestuurders door de ambachtsheren. Na 1814 mochten zij wel weer enkele functionarissen benoemen, zoals kerkmeesters en predikanten maar ook die rechten verdwenen in de 19e eeuw. Wat bleef waren de zakelijke rechten, zoals visserij, eigendom van water en het gebruik van een bank in de kerk.

De ambachtsheerlijke rechten van Zoetermeer kwamen via de familie Van Aalst Schouten in bezit van de familie Bos, die tussen 1827 en 1931 drie burgemeesters van Zoetermeer leverde. Vanaf 1758 bewoonden de ambachtsheren / burgemeesters een groot huis aan de Dorpsstraat 1. Burgemeester Frits Bos overleed op jonge leeftijd in 1931. De ambachtsheerlijkheid Zoetermeer kwam daarmee in bezit van zijn weduwe Elisabeth Visser en is sindsdien eigendom van de familie Visser.